Mindset en hoe ik er naar kijk

Wanneer je je verdiept in (uitzonderlijk-hoog)-begaafde kinderen en jongeren, die niet de prestaties halen die ze zouden willen halen (onderpresteren), dan kan je niet om het begrip “mindset” van Carol Dweck heen.

Mijn hele avontuur in de vormingswereld rond hoogbegaafdheid begon dan ook met een intensieve 2-daagse training rond Mindset in Nederland. Twee dagen werd ik ondergedompeld in zowel theorie als ervaring. Ik was er zo van overtuigd, dat ik bij de opstart van De Queeste, zelf ook de werkboeken rond mindsettrajecten en oefeningen ter bevorderen van een groeimindset integreerde in mijn begeleidingen. Ook de groepsbegeleidingen die ik mee ondersteunde, hadden als doel meer een groeimindset te ontwikkelen. Vanuit de overtuiging “Anders denken, zorgt voor anders voelen en ander gedrag“.

Hoewel de kinderen/jongeren wel wat erkenning vonden in het denken als Fixie of Growie, bovendien ook inzicht kregen in hun eigen handelen en waarbij ze zich comfortabel voelen en waarbij niet, zagen we echter ook andere effecten. Kinderen konden opmerken bij zichzelf “Ik denk meestal zoals Fixie” en het is zo moeilijk om zoals “Growie” te denken.” Vanuit de uitleg en de oefeningen hadden ze afgeleid dat “denken zoals Growie“, beter was of op zijn minst na te streven was. Denken zoals Fixie is dan eigenlijk niet goed. Aangezien zij vaker dachten zoals Fixie (waarom zou je anders naar zo’n groep komen), concludeerden ze “ik ben niet goed”. Ze probeerden wel en konden vaak ook heel goed verwoorden hoe  Growie zou denken, wat Growie zou doen. Alleen, bij hen kwam Fixie steeds weer op de proppen en Fixie leek vaak te zeggen “Doe het maar niet, het kan fout aflopen.” Het leek alsof Fixie altijd won van Growie*.

Logisch eigenlijk ook, denken als Fixie had een functie. “Help, gevaar, dit zou wel eens niet kunnen lukken. Dan ben ik helemaal een mislukkeling. Ik doe het beter niet. Anderen gaan anders zien dat ik dat niet kan.”  Er is niets abnormaals aan denken op deze manier. Ons verstand is zo geëvolueerd dat het sterk is in het opsporen van gevaar. Bij de groep horen, sociaal aanvaard worden, was/is evolutionair gezien van groot belang om te overleven. Goed overkomen is dus heel belangrijk. Bovendien laten onze gedachten en gevoelens zich niet controleren. Ze komen en gaan. We kiezen niet bewust wat we wel of niet denken. Het is een stroom van gedachten en gevoelens, die de hele dag maar door gaat. Het is dus niet eenvoudig (eigenlijk eerder: onmogelijk) om denkpatronen zomaar te veranderen. De eerste reflex was steeds opnieuw “denken zoals Fixie“. Bovendien, bleef ook de functie van het denken zoals Fixie en de bijbehorende gedragingen bestaan. Namelijk: zorgen dat het beeld dat de groep van je heeft intact blijft én zorgen dat het beeld dat je van jezelf hebt intact blijft én door je niet te gedragen zoals Growie zou doen, vermijdt je op korte termijn ook dat oncomfortable gevoel dat bij iets nieuws doen/leren lijkt te horen. Op iets langere termijn komen we wel vast te zitten, daarom dat ouders opzoek gaan naar begeleiding.

Zowel bij mezelf als de kinderen in de (groeps)begeleiding merkte ik dat toch niet iedereen opeens bereid was om zijn comfortzone te verlaten. Nieuwsgierig als ik ben, ben ik me dan meer gaan verdiepen in ACT (Acceptatie en Commitment Therapy) en in RFT (Relational Frame Theory). Binnen dit kader kijk je onder andere anders naar gedachten, je probeert ze niet te veranderen (niet van Fixie naar Growie) maar je gaat wel op zoek hoe je je anders kan verhouden tot deze gedachten. Ik ging  dan binnen dit kader opzoek naar hoe je een vaste en een groei mindset best kan begrijpen. Binnen dit perspectief kan je een vaste mindset (Fixie) zien als het volledig samenvallen (fusie) met je beeld van jezelf  ( ACT-term: zelf-als-inhoud). Mensen met een vaste mindset, zijn erg rigide in het beeld dat ze hebben van zichzelf en gedragen zich alsof hun zelfevaluaties hun ‘zijn’, hun ‘essentie’ definiëren. Bijvoorbeeld: “Ik ben slecht in wiskunde.” Het gedrag dat ze hierop kunnen stellen is eerder rigide. Ofwel zie je allerlei uitstel gedragingen en blijft het leveren van een inspanning uit De overtuiging “Ik ben slecht in wiskunde” wordt dan verder verantwoord door de zwakke resultaten. Ofwel schieten ze door en gaan ze super hard werken voor wiskunde om te voorkomen dat ze slechte resultaten neerzetten. De overtuiging “Ik ben slecht in wiskunde” blijft dan ook vaak wel, WANT ze moeten er wel heel hard voor werken om een behoorlijk resultaat neer te zetten. Wanneer we “vast” zitten in deze overtuigingen, is de kans groter dat we ook vast zitten in bepaalde gedragingen. We gaan minder (of niet) afchecken in het hier-en-nu wat werkbaar is.

Een groeimindset (Growie) kan je eerder zien als een lossere, flexibelere kijk op je beeld van jezelf (ACT-term: zelf-als-context). Je beeld over jezelf is flexibel en je betrekt de context bij het invullen van jezelf op dat moment.  Wanneer de gedachte “Ik ben slecht in wiskunde“-opkomt, dan beschik je over de vaardigheid om te zeggen “Ik (nu) zie dat ik (net) de gedachte had ‘ik ben slecht in wiskunde.‘” Dit perspectief helpt om zulke zelfbeelden als voorbijgaande ervaringen te zien, eerder dan werkelijke beperkingen waarnaar je je moet gedragen. Dit perspectief geeft ook de ruimte om na te gaan wat er werkelijk gaande is. Je kan dan de volgende vragen stellen:  Wat begrijp ik niet van dit onderdeel van wiskunde? Tot waar begrijp ik het wel? Hoe wil ik met dit soort situaties omgaan? Wat heb ik nu nodig om dit beter te begrijpen?

Specifiek voor hoogbegaafde kinderen die aangemeld worden voor trajecten, blijkt vaak dat er geconcludeerd werd “Ik ben slim.” De omgeving heeft “slim” gedrag, “slimme” opmerkingen, “uitzonderlijke resultaten” vaak beloond (complimentjes, opmerkingen, … ) of benoemd. Of, deze kinderen hebben zelf afgeleid “Ik ben slim.”, door te vergelijken met anderen in hun context. Gezien dat ook deze kinderen graag sociaal aanvaard zijn, proberen ze aan dit beeld te blijven voldoen (Ze werden hier immers voor beloond).  Bovendien houden wij, mensen van coherentie. We houden van dingen die ‘kloppen/passen’ met hoe we er over denken. Een kind dat zichzelf (of door anderen gedefinieerd wordt als “is slim/ hoogbegaafd”.) wilt dit ook steeds bevestigd zien. Best vermijdt je dan situaties waarbij het verstand voorspelt dat falen mogelijk is. “Ik ben slim” is dan immers niet meer coherent. Bovendien gaan ze niet erg flexibel met dit label om. Je merkt dat ook vaak aan de uitspraken, “Nee, anders ben ik dom!”  of nee “Ik ben dom dom! ik kan dat helemaal niet!”  wanneer ze blootgesteld worden aan een echte uitdaging. Tot slot, is dit beeld over zichzelf weinig complex. Ze nemen al de verschillende contexten onder 1 noemer: ik ben in alle situaties slim of niet. Ze checken niet meer af in de situatie hier-en-nu. Ik ben ALTIJD slim, of niet. Met andere woorden, ze controleren niet meer of het beeld klopt en ze gaan situaties uit de weg waarbij het beeld mogelijk niet zou kloppen. Door het vermijden van situaties waarbij een genuanceerder of complexer beeld over zichzelf kan ontstaan, blijven ze nog meer vast zitten in hun zelfbeeld.

Ik ga in mijn begeleidingen niet meer aan de slag met de mindset werkboeken, geef geen standaard psycho-educatie meer over een vaste of een groei mindset.

Wat doe ik dan wel?

Bij kinderen ga ik aan de slag met ACT4KIDS. Ik ga op verkenning met hen, oefen samen met hen in het opmerken in het hier-en-nu (boom-vaardigheden),  zoek uit wat hun hart doet fluisteren (hart), wat ze meer willen doen (kat), welke gedachten, gevoelens (uil) en gewaarwordingen (boom) er opkomen , hoe ze op een andere manier met deze gedachten kunnen omgaan (olifant) en dat terwijl ze kunnen oefenen in het mild met hunzelf omgaan (kat).

Ook jongeren en jongvolwassenen die vastlopen in hun zelfbeelden kunnen bij mij terecht. Bij hen werk ik met het AWO-W model. Ik leer hen om kennis te maken met hun Adviseur, hun Waarnemer en hun Ontdekker. Samen met deze 3 vaardigheden, ondersteun ik hen om stappen in de richting te zetten van wat zij Waardevol vinden. Het AWO-W model is altijd contextueel. Ik oefen met jongeren om bepaald gedrag steeds te zien in de context ( zowel hun eigen gedachten en gevoelens als de omgeving) waarin ze het gedrag stellen (of zouden willen stellen) en telkens opnieuw zetten we de Waarnemer in om te checken wat er zich afspeelt in het moment zelf.

Ben je nieuwsgierig en wil je meer weten? of denk je: mijn kind zou met deze begeleiding gebaat zijn, dan mag je me steeds contacteren.

* Ik wil hier nog benadrukken dat het uiteraard genuanceerder gegeven werd (en ook omschreven wordt in de literatuur en trainingspakketten), alleen, kinderen leiden zelf dingen af. Ze denken zelf na. Ze trekken hun eigen conclusies. Wij, als volwassenen, hebben geen totale controle over de conclusies die kinderen trekken vanuit de informatie die we geven.

Bronnen:

Barnes-Holmes, D., Barnes-Holmes, Y., McEnteggart, C. & Harte, C. (2019). Advances in RFT: Implications for Clinical Behavior Analysis. Pre-Conference ACBS Dublin, 25/06/2019 en 26/06/2019.

Ciarrochi, J., Atkins, P.W.B., Hayes, L.L., Sahdra, B.K. & Parker, P. (2016). Contextual Positieve Psychology: Policy Recommendations for Implementing Positive Psychology into Schools. Frontiers in psychology. https://www.frontiersin.org/articles/10.3389/fpsyg.2016.01561/full

Coyne, L.W. & Whittingham, K. (2019). Acceptance and Commitment Therapy: The Clinician’s Guide for Supporting Parents.  Academic Press

Dweck, C. S.  (2006). Mindset. How you can fulfil your potential. New York: The Random House Publishing Group.

Hayes, L.L. & Ciarrochi, J. (2015). The Thriving Adolescent. Using Acceptance and Commitment Therapy and Positive Psychology to Help Teens Manage Emotions, Achieve Goals, and Build Connection. Oakland: Context Press.

Raeijmaekers, F. (?) Werkboek Mindset. Breda: Het talentenlab.

Samsen, M. & de Heus, J. (2017). Acceptance and Commitment Therapy bij kinderen en jongeren. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.