In mijn studententijd volgde ik een faalangsttraining. Ik leerde er mijn eigen gedachten te bediscussiëren. Ik heb bijvoorbeeld elke paper deadline gehaald, was er ook steeds op geslaagd, maar toch begon ik steeds op het laatste moment. In mijn hoofd was ik er immers van overtuigd: “dat ik niet goed kan schrijven”, “dat het waarschijnlijk de slechtste paper van de hele hoop was”, “dat ik me hopeloos belachelijk maakte”,… . Elke keer wanneer ik achter mijn computer kroop om te schrijven, kwamen deze gedachten op: gevolg, ik ging nog een koekje eten, heb enorm veel fictie gelezen, mijn kot was altijd kraaknet….maar ik begon nog niet. Na de faalangsttraining, kon ik helemaal uren doorgaan in mijn hoofd. De gedachte “Ik kan helemaal niet goed schrijven”, werd dan bestreden met “Maar, je hebt eigenlijk toch altijd goede punten?” of “Je feedback is toch steeds in orde”. Toch ging de overtuiging “Ik kan helemaal niet goed schrijven”, niet weg. Ik ben er nog steeds van overtuigd! Onlangs had ik nog eens een essay deadline. Ik werd er helemaal zot van. Echt, iedere keer als ik wou starten met schrijven, stond ik weer op, dronk nog een tasje koffie, nam een koekje, ruimte mijn praktijkruimte op, had nog een facebookgesprek met … . Tot ik kon opmerken dat de gedachte “Mijn paper zal toch niet goed genoeg zijn” mij blijkbaar tegen hield. Ondertussen heb ik geleerd om de gedachte op te merken, op te merken wat dat met me doet, lief te zijn voor mijn brein voor de waarschuwing én gewoon toch te beginnen me schrijven. Onderstaand filmpje geeft een metafoor voor de gedachtenstrijd én een korte blik op het alternatief. Zit jij ook zo vaak in een gedachtenstrijd en slorpt het je zo op dat je niet meer (of nogal laat) doet wat je belangrijk vindt, dan wil ik je graag verder begeleiden.